Stuitligging en versie
■ Inleiding
■ Wanneer is het een stuitligging
■ Onderzoek
■ Versie hoe en wannneer
■ Bevalling bij een stuitligging
■ Keuze voor een bevalling
Stuitligging en versie •
Contact
Sommige kinderen liggen tegen het einde van de zwangerschap in stuitligging: met de billen naar beneden en het hoofd omhoog. Vroeg in de zwangerschap is een stuitligging heel gewoon, maar tegen het eind van de zwangerschap ligt het kind normaal gesproken met het hoofd naar beneden.
Meestal is onduidelijk waarom een kind aan het eind van de zwangerschap nog steeds in stuitligging ligt. Er zijn wel enkele situaties waarin de kans op een stuitligging verhoogd is:
- als u zwanger bent van een tweeling of meerling;
- als de baarmoeder of het bekken een afwijkende vorm heeft;
- als de moederkoek of vleesboom voor de uitgang ligt;
- bij aangeboren afwijkingen van het kind.
Als uw kind bij een zwangerschapsduur van 36 weken nog in een stuitligging ligt, kan de versiekundige proberen de baby te draaien. Bij een stuitligging aan het einde van de zwangerschap kunt u kiezen tussen een keizersnee of een vaginale baring.
Een kind in stuitligging kan meestal gewoon vaginaal ter wereld komen. De billen of de voetjes van de baby verschijnen dan als eerste. In Nederland hebben de gynaecologen een aantal voorwaarden afgesproken waaronder een gewone, vaginale bevalling verantwoord is, ook bij een stuitligging.
Wat is een stuitligging?
Bij een stuitligging ligt het hoofd van het kind boven in de baarmoeder. Als de billen bij de uitgang van het bekken liggen, spreekt men van een onvolkomen stuitligging. De benen kunnen ook onderaan liggen, dat heet een volkomen stuitligging.
Hoe vaak komt een stuitligging voor?
Vroeg in de zwangerschap liggen veel kinderen in stuitligging. De meeste kinderen draaien tijdens de zwangerschap zelf om. Omstreeks de uitgerekende datum ligt minder dan 3-4% van de kinderen in stuitligging.
Waarom ligt een kind in een stuitligging?
Bij meer dan 85% van de zwangeren is het onbekend waarom een kind omstreeks de uitgerekende datum in stuitligging ligt. Er zijn wel enkele situaties waarin de kans op een stuitligging verhoogd is:
- bij een meerlingzwangerschap;
- bij een afwijkende vorm van de baarmoeder of het bekken;
- als de placenta (moederkoek) of een myoom (vleesboom) voor de ingang van het bekken ligt;
- bij aangeboren afwijkingen van het kind.
Bij een stuitligging krijgt u een echoscopisch onderzoek via de buik. De arts of echoscopist kijkt naar de hoeveelheid vruchtwater, de ligging van de moederkoek en naar eventuele vleesbomen of andere afwijkingen die de ingang van het bekken blokkeren.
Wat gebeurt er als de baby bij ongeveer 36 weken nog in stuitligging ligt?
Als uw kind bij 36 weken of later in stuitligging ligt, zijn er drie mogelijkheden voor de verdere begeleiding:
- de versiekundige probeert uw kind naar een hoofdligging te draaien;
- een vaginale bevalling waarbij eerst de billen of voeten worden geboren;
- een keizersnede vanaf 39 weken zwangerschapsduur.
Uw arts zal met u bespreken welke mogelijkheden in uw situatie realistisch zijn.
baby in de buik
Waarom wordt een kind in stuitligging gedraaid?
De risico's voor kind en moeder zijn het kleinst bij een vaginale geboorte in hoofdligging.
Wanneer wordt de stuit gedraaid?
Voor 36 weken zwangerschapsduur draaien veel kinderen zelf nog tot een hoofdligging. Het is daarom verstandig pas na deze termijn het kind te draaien. Soms is het beter om iets eerder of later te draaien maar dat is een uitzondering.
Het is bijna altijd mogelijk om tot aan de bevalling te proberen het kind te draaien. Vereiste is géén gebroken vliezen en/of weeën.
Hoe verloopt het draaien?
In het WKZ geboortecentrum wordt een kind in stuitligging op de polikliniek gedraaid, hier is een speciaal team van versiekundigen voor. Zij zijn tevens medisch verloskundigen.
U ligt op een bed. Voordat men met het draaien begint, controleert de versiekundige de harttonen (CTG, cardiotocogram) en de ligging van het kind. Tevens wordt er een echo gemaakt om de ligging, vruchtwater en placenta te controleren. Bij een eerste kind krijgt u een injectie met een weeënremmend middel om ervoor te zorgen dat de baarmoeder niet samentrekt en zo ontspannen mogelijk is ten tijde van de versie.
Het is belangrijk dat u zo ontspannen mogelijk ligt en u uw buikspieren niet aanspant. Misschien vindt u een kussen onder uw knieen prettig. Als u een goede houding hebt gevonden en ontspannen ligt wordt er met de versie begonnen.
Dit is een specifieke manuele techniek waarbij geprobeerd wordt om de baby uit het bekken te lichten en voor- of achterover gedraaid wordt. Het duurt niet langer dan een paar minuten.
Na afloop controleert men opnieuw de hartslag van uw kind door middel van een echo en CTG.
Indien de moeder bloedgroep rhesus negatief heeft en de baby is rhesus positief, krijgt de moeder een injectie met anti-D. Zie folder Bloedgroep- en rhesusfactor.
Hoe vaak lukt het om een kind te draaien?
De slagingskans in het WKZ is bij een eerste kind ongeveer 50%. Bij een tweede of derde baby ligt het slagingspercentage rond de 75%.
Er zijn uiteraard factoren die de slagingskans beinvloeden; zwaarlijvigheid van de moeder, weinig vruchtwater, flinke baby maakt de kans kleiner. Slanke moeder, mooi vruchtwater, bescheiden baby, maakt een versie over het algemeen makkelijker.
Bij een tweelingzwangerschap is het niet mogelijk om een of beide kinderen te draaien. In principe zijn er weinig tot geen contra-indicaties om te draaien. Dit wordt per situatie bekeken en met de patient en partner uitgebreid besproken.
Mogelijke gevolgen en complicaties van het draaien
De kans op ernstige complicaties tijdens of na een versie zijn erg klein (<1%). Zij zijn beduidend kleiner dan de kans op complicaties van een vaginale stuitbevalling of een keizersnede. Vandaar dat deze techniek zo toegejuicht wordt door het WKZ geboortecentrum.
Bij complicaties moet men met name denken aan het (prematuur) breken van de vliezen en in een uiterst zeldzaam geval aan placenta-problematiek. Dit is echter een acute ernstige situatie waarvoor direct een keizersnede noodzakelijk is.
Na het draaien
Als het is gelukt om uw kind te draaien, kunt u in principe gewoon thuis of poliklinisch bevallen met uw eigen verloskundige.
Soms draaien tweede of derde kinderen spontaan weer terug naar stuit. U kunt dan nogmaals voor een versie komen.
Als de versie onverhoopt niet zou lukken is er sprake van een persisterende stuitligging. Als patiënt wordt u dan uitgebreid geïnformeerd omtrent het maken van een goede keuze hoe te bevallen; vaginaal of primaire keizersnede. In deze situatie hebt u dus een medische indicatie en bevalt u onder medische begeleiding (medisch verloskundige, arts-assistent gynaecoloog, gynaecoloog) in het ziekenhuis.
De vaginale bevalling bij een stuitligging
Hoe verloopt een gewone bevalling in stuitligging?
Een stuitbevalling lijkt in veel opzichten op een bevalling van een kind in hoofdligging. Er zijn ook drie fasen: de ontsluiting, het persen en de periode na de geboorte.
De ontsluitingsfase verloopt vaak iets anders bij een stuitbevalling. De billen, benen of voeten liggen naar beneden en drukken op de baarmoedermond. Deze zijn kleiner dan het hoofd en kunnen daardoor sneller door de baarmoedermond zakken. U kunt daardoor persdrang krijgen voordat er volledige ontsluiting is. De arts of verloskundige zal u dan vragen om nog niet te gaan persen.
Het persen zelf gaat hetzelfde als bij een kind in hoofdligging. Aan het einde, als het lichaam van uw kindje geboren is tot ongeveer halverwege, vraagt de gynaecoloog u te zuchten en te stoppen met persen. In de volgende wee kan dan het hoofd in een keer geboren worden. Bij de geboorte van het hoofd drukt een assistent vaak boven het schaambeen om ervoor te zorgen dat het hoofd goed door het bekken gaat.
Bij een stuitbevalling maakt men bijna altijd een dwarsbed: het voeteneinde van het verlosbed wordt weggehaald en u plaatst uw benen in beensteunen (net als bij inwendig onderzoek op een gynaecologische stoel). De gynaecoloog kan dan tussen uw benen staan om te helpen bij de geboorte. Bij een kind in onvolkomen stuitligging, met de benen omhoog, worden eerst de billen geboren, daarna de rest van het lichaam en de armen, en tot slot het hoofd. De geboorte van een kind in volkomen stuitligging verloopt hetzelfde, maar dan worden eerst een of twee benen geboren.
Controle van de hartslag kan gewoon plaatsvinden, of uitwendig, via de buik, of inwendig, via een elektrodedraadje op de bil van uw kind.
Mogelijke complicaties bij de moeder
De kans op complicaties voor de moeder is bij een bevalling in stuitligging niet groter dan bij een bevalling in hoofdligging. Wel is er meer kans dat de gynaecoloog tijdens de bevalling besluit tot een keizersnede.
Mogelijke complicaties bij het kind
- Direct na de bevalling; Kinderen in stuitligging die gewoon (vaginaal) worden geboren, worden vaker kort na de geboorte op de couveuseafdeling opgenomen dan kinderen die geboren worden na een keizersnede. Na een gewone bevalling na 38 zwangerschapsweken is bij ongeveer 1 op de 20 kinderen couveuseopname nodig, en dat is tien keer vaker dan na een keizersnede. Er bestaan verschillende redenen voor zo'n opname. Soms heeft het kind na de geboorte behoefte aan extra zuurstof of ademhalingsondersteuning. Soms ontstaat er een beschadiging bij de geboorte, zoals een botbreuk, een zenuwbeschadiging of een hersenbloeding. Dit komt slechts zelden voor (bij ongeveer 1% van alle kinderen in stuitligging), maar ongeveer tweemaal vaker dan na een keizersnede.
- Na de bevalling; Op de lange termijn is er geen verschil tussen kinderen in stuitligging die via een keizersnede zijn geboren en die vaginaal zijn geboren. De ontwikkeling verloopt hetzelfde en er is geen grotere kans op sterfte. Uit onderzoek onder tweejarige kinderen blijkt dat de gezondheid van kinderen die in een couveuse hebben gelegen niet verschilde van kinderen die niet in een couveuse hebben gelegen.
De keizersnede bij een stuitligging
Mogelijke complicaties bij de moeder
De kans op ernstige complicaties door een keizersnede is voor gezonde zwangeren heel erg klein, maar toch altijd groter dan na een gewone bevalling (zie ook De keizersnede). Het gaat hier om niet-levensbedreigende complicaties. Sommige komen ook na een gewone bevalling voor, zoals bloedarmoede of trombose. Andere zijn een gevolg van de keizersnede, zoals een nabloeding in de buik, een bloeduitstorting of wondinfectie, een beschadiging van de blaas of darmen die niet goed op gang komen. Een blaasontsteking komt na een keizersnede vaker voor dan na een gewone bevalling.
Mogelijke complicaties bij het kind
Een enkele keer is het moeilijk om een kind in stuitligging via een keizersnede uit de baarmoeder te halen, en kan een (zenuw)beschadiging optreden. Soms moet de keizersnede erg vroeg in de zwangerschap worden gepland om een spontane bevalling te voorkomen. Dan kan het kind longproblemen krijgen, waarvoor opname op de couveuseafdeling noodzakelijk is. Daarom doet men bij een stuitligging in principe geen keizersnede voordat de zwangerschap 39 weken oud is.
Na de keizersnede
Een keizersnede veroorzaakt een litteken in de baarmoeder. Dit is een nadeel bij een volgende bevalling. U krijgt na een keizersnede het advies om bij een volgende zwangerschap in het ziekenhuis te bevallen, omdat het litteken een verhoogde kans op complicaties tijdens een volgende bevalling met zich meebrengt. Het litteken kan bijvoorbeeld openscheuren, de moederkoek kan voor de opening liggen, of de moederkoek kan heel vast met de baarmoeder vergroeid zijn wat veel meer bloedverlies na de bevalling geeft. Een zeldzaam gevolg is dat de baarmoeder na de keizersnede verwijderd moet worden.
Deze complicaties komen zelden voor, maar wel vaker na een keizersnede dan na een gewone bevalling (zie ook brochure; De keizersnede).
Wanneer is een bevalling via de vagina mogelijk?
Aan het einde van de zwangerschap zal de gynaecoloog met u en uw partner bespreken of een gewone bevalling veilig is, of dat het beter is een keizersnede te doen. Voor een veilige vaginale bevalling gelden enkele voorwaarden:
- Er waren geen ernstige problemen bij een vorige bevalling, zoals een technisch lastig uit te voeren vacuum- of tangverlossing (een gemakkelijk uit te voeren vacuum of tangverlossing de vorige keer is geen bezwaar).
- Het geschatte gewicht van het kind is niet te hoog.
- Het hoofd van het kind ligt voorover en niet achterover gebogen.
- Er is enige indaling van de stuit in het bekken.
- De ontsluiting en de uitdrijving vorderen goed tijdens de bevalling.
Heeft u eigenlijk wel een keuze?
Uw gynaecoloog geeft advies bij een stuitligging. Veel vrouwen kunnen zelf kiezen tussen een keizersnede of een vaginale bevalling. Een voorwaarde is wel dat de gynaecoloog die de vaginale bevalling zal begeleiden, dit ook verantwoord vindt. In dat geval is er weinig reden om toch voor een keizersnee te kiezen.
In een aantal situaties hebt u geen keuze:
- Het is te laat om een keizersnede te doen: het kind staat op het punt geboren te worden.
- Het is te vroeg om een keizersnede te doen: als de bevalling nog niet op gang is gekomen zal de gynaecoloog pas een keizersnede doen na 38 voldragen zwangerschapsweken. Voor deze tijd is het risico op ademhalingsproblemen bij uw kind te hoog.
- De gynaecoloog vindt het niet verantwoord om u vaginaal te laten bevallen, bijvoorbeeld omdat het kind te groot is of niet gunstig ligt, omdat u de vorige keer een technisch lastig verlopen bevalling hebt gehad, omdat de ontsluiting of de uitdrijving niet goed vordert of omdat de harttonen van het kind verslechteren.
Het verschil tussen een vaginale baring en een keizersnede is alleen onderzocht voor de zogeheten a terme-stuiten. Dat zijn kinderen in stuitligging die na een normale zwangerschapsduur worden geboren (tussen de 37 en 42 weken).
Het maken van een keuze
Als u als aanstaande ouders kunt kiezen tussen een gewone bevalling of een keizersnede, is het belangrijk dat u alle argumenten zo goed mogelijk op een rij zet. Veel ouders denken dat de keizersnede de veiligste manier is, maar een keizersnede heeft ook nadelen. We zetten de voor- en nadelen van beide vormen op een rij:
Voor- en nadelen van een gewone bevalling en een keizersnee op een rij
Voordelen Gewone bevalling:
- Natuurlijk, spontaan
- Geen nadelen van operatie
- Iets hogere kans op problemen bij het kind kort na de geboorte
- Kortere ziekenhuisopname
- Sneller herstel
- Volgende bevalling eventueel thuis mogelijk
Voordelen Keizersnede
- Iets minder kans op problemen bij het kind kort na de geboorte
Nadelen Keizersnede
- Langere ziekenhuisopname
- Langzamer herstel
- Hogere kans op complicaties voor de moeder
- Geen thuisbevalling meer mogelijk
- Iets hogere kans op complicaties tijdens een volgende bevalling
Tot slot
Een kind in stuitligging geeft meestal aanleiding tot veel vragen. U kunt uw ideeën, eventuele twijfels en zorgen natuurlijk met uw gynaecoloog bespreken. Deze tekst helpt u om dit gesprek voor te bereiden.
Deze informatie is overgenomen vanuit de website DeGynaecoloog met aanpassingen die gelden voor het geboortecentrum van het Wilhelmina Kinderziekenhuis.
Deze website met patiënteninformatie is een initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Obstretrie en Gynaecologie (NVOG)
Sommige kinderen liggen tegen het einde van de zwangerschap in stuitligging: met de billen naar beneden en het hoofd omhoog. Vroeg in de zwangerschap is een stuitligging heel gewoon, maar tegen het eind van de zwangerschap ligt het kind normaal gesproken met het hoofd naar beneden.
Meestal is onduidelijk waarom een kind aan het eind van de zwangerschap nog steeds in stuitligging ligt. Er zijn wel enkele situaties waarin de kans op een stuitligging verhoogd is:
- als u zwanger bent van een tweeling of meerling;
- als de baarmoeder of het bekken een afwijkende vorm heeft;
- als de moederkoek of vleesboom voor de uitgang ligt;
- bij aangeboren afwijkingen van het kind.
Als uw kind bij een zwangerschapsduur van 36 weken nog in een stuitligging ligt, kan de versiekundige proberen de baby te draaien. Bij een stuitligging aan het einde van de zwangerschap kunt u kiezen tussen een keizersnee of een vaginale baring.
Een kind in stuitligging kan meestal gewoon vaginaal ter wereld komen. De billen of de voetjes van de baby verschijnen dan als eerste. In Nederland hebben de gynaecologen een aantal voorwaarden afgesproken waaronder een gewone, vaginale bevalling verantwoord is, ook bij een stuitligging.
Wat is een stuitligging?
Bij een stuitligging ligt het hoofd van het kind boven in de baarmoeder. Als de billen bij de uitgang van het bekken liggen, spreekt men van een onvolkomen stuitligging. De benen kunnen ook onderaan liggen, dat heet een volkomen stuitligging.
Hoe vaak komt een stuitligging voor?
Vroeg in de zwangerschap liggen veel kinderen in stuitligging. De meeste kinderen draaien tijdens de zwangerschap zelf om. Omstreeks de uitgerekende datum ligt minder dan 3-4% van de kinderen in stuitligging.
Waarom ligt een kind in een stuitligging?
Bij meer dan 85% van de zwangeren is het onbekend waarom een kind omstreeks de uitgerekende datum in stuitligging ligt. Er zijn wel enkele situaties waarin de kans op een stuitligging verhoogd is:
- bij een meerlingzwangerschap;
- bij een afwijkende vorm van de baarmoeder of het bekken;
- als de placenta (moederkoek) of een myoom (vleesboom) voor de ingang van het bekken ligt;
- bij aangeboren afwijkingen van het kind.
Bij een stuitligging krijgt u een echoscopisch onderzoek via de buik. De arts of echoscopist kijkt naar de hoeveelheid vruchtwater, de ligging van de moederkoek en naar eventuele vleesbomen of andere afwijkingen die de ingang van het bekken blokkeren.
Wat gebeurt er als de baby bij ongeveer 36 weken nog in stuitligging ligt?
Als uw kind bij 36 weken of later in stuitligging ligt, zijn er drie mogelijkheden voor de verdere begeleiding:
- de versiekundige probeert uw kind naar een hoofdligging te draaien;
- een vaginale bevalling waarbij eerst de billen of voeten worden geboren;
- een keizersnede vanaf 39 weken zwangerschapsduur.
Uw arts zal met u bespreken welke mogelijkheden in uw situatie realistisch zijn.
baby in de buik
Waarom wordt een kind in stuitligging gedraaid?
De risico's voor kind en moeder zijn het kleinst bij een vaginale geboorte in hoofdligging.
Wanneer wordt de stuit gedraaid?
Voor 36 weken zwangerschapsduur draaien veel kinderen zelf nog tot een hoofdligging. Het is daarom verstandig pas na deze termijn het kind te draaien. Soms is het beter om iets eerder of later te draaien maar dat is een uitzondering.
Het is bijna altijd mogelijk om tot aan de bevalling te proberen het kind te draaien. Vereiste is géén gebroken vliezen en/of weeën.
Hoe verloopt het draaien?
In het WKZ geboortecentrum wordt een kind in stuitligging op de polikliniek gedraaid, hier is een speciaal team van versiekundigen voor. Zij zijn tevens medisch verloskundigen.
U ligt op een bed. Voordat men met het draaien begint, controleert de versiekundige de harttonen (CTG, cardiotocogram) en de ligging van het kind. Tevens wordt er een echo gemaakt om de ligging, vruchtwater en placenta te controleren. Bij een eerste kind krijgt u een injectie met een weeënremmend middel om ervoor te zorgen dat de baarmoeder niet samentrekt en zo ontspannen mogelijk is ten tijde van de versie.
Het is belangrijk dat u zo ontspannen mogelijk ligt en u uw buikspieren niet aanspant. Misschien vindt u een kussen onder uw knieen prettig. Als u een goede houding hebt gevonden en ontspannen ligt wordt er met de versie begonnen.
Dit is een specifieke manuele techniek waarbij geprobeerd wordt om de baby uit het bekken te lichten en voor- of achterover gedraaid wordt. Het duurt niet langer dan een paar minuten.
Na afloop controleert men opnieuw de hartslag van uw kind door middel van een echo en CTG.
Indien de moeder bloedgroep rhesus negatief heeft en de baby is rhesus positief, krijgt de moeder een injectie met anti-D. Zie folder Bloedgroep- en rhesusfactor.
Hoe vaak lukt het om een kind te draaien?
De slagingskans in het WKZ is bij een eerste kind ongeveer 50%. Bij een tweede of derde baby ligt het slagingspercentage rond de 75%.
Er zijn uiteraard factoren die de slagingskans beinvloeden; zwaarlijvigheid van de moeder, weinig vruchtwater, flinke baby maakt de kans kleiner. Slanke moeder, mooi vruchtwater, bescheiden baby, maakt een versie over het algemeen makkelijker.
Bij een tweelingzwangerschap is het niet mogelijk om een of beide kinderen te draaien. In principe zijn er weinig tot geen contra-indicaties om te draaien. Dit wordt per situatie bekeken en met de patient en partner uitgebreid besproken.
Mogelijke gevolgen en complicaties van het draaien
De kans op ernstige complicaties tijdens of na een versie zijn erg klein (<1%). Zij zijn beduidend kleiner dan de kans op complicaties van een vaginale stuitbevalling of een keizersnede. Vandaar dat deze techniek zo toegejuicht wordt door het WKZ geboortecentrum.
Bij complicaties moet men met name denken aan het (prematuur) breken van de vliezen en in een uiterst zeldzaam geval aan placenta-problematiek. Dit is echter een acute ernstige situatie waarvoor direct een keizersnede noodzakelijk is.
Na het draaien
Als het is gelukt om uw kind te draaien, kunt u in principe gewoon thuis of poliklinisch bevallen met uw eigen verloskundige.
Soms draaien tweede of derde kinderen spontaan weer terug naar stuit. U kunt dan nogmaals voor een versie komen.
Als de versie onverhoopt niet zou lukken is er sprake van een persisterende stuitligging. Als patiënt wordt u dan uitgebreid geïnformeerd omtrent het maken van een goede keuze hoe te bevallen; vaginaal of primaire keizersnede. In deze situatie hebt u dus een medische indicatie en bevalt u onder medische begeleiding (medisch verloskundige, arts-assistent gynaecoloog, gynaecoloog) in het ziekenhuis.
De vaginale bevalling bij een stuitligging
Hoe verloopt een gewone bevalling in stuitligging?
Een stuitbevalling lijkt in veel opzichten op een bevalling van een kind in hoofdligging. Er zijn ook drie fasen: de ontsluiting, het persen en de periode na de geboorte.
De ontsluitingsfase verloopt vaak iets anders bij een stuitbevalling. De billen, benen of voeten liggen naar beneden en drukken op de baarmoedermond. Deze zijn kleiner dan het hoofd en kunnen daardoor sneller door de baarmoedermond zakken. U kunt daardoor persdrang krijgen voordat er volledige ontsluiting is. De arts of verloskundige zal u dan vragen om nog niet te gaan persen.
Het persen zelf gaat hetzelfde als bij een kind in hoofdligging. Aan het einde, als het lichaam van uw kindje geboren is tot ongeveer halverwege, vraagt de gynaecoloog u te zuchten en te stoppen met persen. In de volgende wee kan dan het hoofd in een keer geboren worden. Bij de geboorte van het hoofd drukt een assistent vaak boven het schaambeen om ervoor te zorgen dat het hoofd goed door het bekken gaat.
Bij een stuitbevalling maakt men bijna altijd een dwarsbed: het voeteneinde van het verlosbed wordt weggehaald en u plaatst uw benen in beensteunen (net als bij inwendig onderzoek op een gynaecologische stoel). De gynaecoloog kan dan tussen uw benen staan om te helpen bij de geboorte. Bij een kind in onvolkomen stuitligging, met de benen omhoog, worden eerst de billen geboren, daarna de rest van het lichaam en de armen, en tot slot het hoofd. De geboorte van een kind in volkomen stuitligging verloopt hetzelfde, maar dan worden eerst een of twee benen geboren.
Controle van de hartslag kan gewoon plaatsvinden, of uitwendig, via de buik, of inwendig, via een elektrodedraadje op de bil van uw kind.
Mogelijke complicaties bij de moeder
De kans op complicaties voor de moeder is bij een bevalling in stuitligging niet groter dan bij een bevalling in hoofdligging. Wel is er meer kans dat de gynaecoloog tijdens de bevalling besluit tot een keizersnede.
Mogelijke complicaties bij het kind
- Direct na de bevalling; Kinderen in stuitligging die gewoon (vaginaal) worden geboren, worden vaker kort na de geboorte op de couveuseafdeling opgenomen dan kinderen die geboren worden na een keizersnede. Na een gewone bevalling na 38 zwangerschapsweken is bij ongeveer 1 op de 20 kinderen couveuseopname nodig, en dat is tien keer vaker dan na een keizersnede. Er bestaan verschillende redenen voor zo'n opname. Soms heeft het kind na de geboorte behoefte aan extra zuurstof of ademhalingsondersteuning. Soms ontstaat er een beschadiging bij de geboorte, zoals een botbreuk, een zenuwbeschadiging of een hersenbloeding. Dit komt slechts zelden voor (bij ongeveer 1% van alle kinderen in stuitligging), maar ongeveer tweemaal vaker dan na een keizersnede.
- Na de bevalling; Op de lange termijn is er geen verschil tussen kinderen in stuitligging die via een keizersnede zijn geboren en die vaginaal zijn geboren. De ontwikkeling verloopt hetzelfde en er is geen grotere kans op sterfte. Uit onderzoek onder tweejarige kinderen blijkt dat de gezondheid van kinderen die in een couveuse hebben gelegen niet verschilde van kinderen die niet in een couveuse hebben gelegen.
De keizersnede bij een stuitligging
Mogelijke complicaties bij de moeder
De kans op ernstige complicaties door een keizersnede is voor gezonde zwangeren heel erg klein, maar toch altijd groter dan na een gewone bevalling (zie ook De keizersnede). Het gaat hier om niet-levensbedreigende complicaties. Sommige komen ook na een gewone bevalling voor, zoals bloedarmoede of trombose. Andere zijn een gevolg van de keizersnede, zoals een nabloeding in de buik, een bloeduitstorting of wondinfectie, een beschadiging van de blaas of darmen die niet goed op gang komen. Een blaasontsteking komt na een keizersnede vaker voor dan na een gewone bevalling.
Mogelijke complicaties bij het kind
Een enkele keer is het moeilijk om een kind in stuitligging via een keizersnede uit de baarmoeder te halen, en kan een (zenuw)beschadiging optreden. Soms moet de keizersnede erg vroeg in de zwangerschap worden gepland om een spontane bevalling te voorkomen. Dan kan het kind longproblemen krijgen, waarvoor opname op de couveuseafdeling noodzakelijk is. Daarom doet men bij een stuitligging in principe geen keizersnede voordat de zwangerschap 39 weken oud is.
Na de keizersnede
Een keizersnede veroorzaakt een litteken in de baarmoeder. Dit is een nadeel bij een volgende bevalling. U krijgt na een keizersnede het advies om bij een volgende zwangerschap in het ziekenhuis te bevallen, omdat het litteken een verhoogde kans op complicaties tijdens een volgende bevalling met zich meebrengt. Het litteken kan bijvoorbeeld openscheuren, de moederkoek kan voor de opening liggen, of de moederkoek kan heel vast met de baarmoeder vergroeid zijn wat veel meer bloedverlies na de bevalling geeft. Een zeldzaam gevolg is dat de baarmoeder na de keizersnede verwijderd moet worden.
Deze complicaties komen zelden voor, maar wel vaker na een keizersnede dan na een gewone bevalling (zie ook brochure; De keizersnede).
Wanneer is een bevalling via de vagina mogelijk?
Aan het einde van de zwangerschap zal de gynaecoloog met u en uw partner bespreken of een gewone bevalling veilig is, of dat het beter is een keizersnede te doen. Voor een veilige vaginale bevalling gelden enkele voorwaarden:
- Er waren geen ernstige problemen bij een vorige bevalling, zoals een technisch lastig uit te voeren vacuum- of tangverlossing (een gemakkelijk uit te voeren vacuum of tangverlossing de vorige keer is geen bezwaar).
- Het geschatte gewicht van het kind is niet te hoog.
- Het hoofd van het kind ligt voorover en niet achterover gebogen.
- Er is enige indaling van de stuit in het bekken.
- De ontsluiting en de uitdrijving vorderen goed tijdens de bevalling.
Heeft u eigenlijk wel een keuze?
Uw gynaecoloog geeft advies bij een stuitligging. Veel vrouwen kunnen zelf kiezen tussen een keizersnede of een vaginale bevalling. Een voorwaarde is wel dat de gynaecoloog die de vaginale bevalling zal begeleiden, dit ook verantwoord vindt. In dat geval is er weinig reden om toch voor een keizersnee te kiezen.
In een aantal situaties hebt u geen keuze:
- Het is te laat om een keizersnede te doen: het kind staat op het punt geboren te worden.
- Het is te vroeg om een keizersnede te doen: als de bevalling nog niet op gang is gekomen zal de gynaecoloog pas een keizersnede doen na 38 voldragen zwangerschapsweken. Voor deze tijd is het risico op ademhalingsproblemen bij uw kind te hoog.
- De gynaecoloog vindt het niet verantwoord om u vaginaal te laten bevallen, bijvoorbeeld omdat het kind te groot is of niet gunstig ligt, omdat u de vorige keer een technisch lastig verlopen bevalling hebt gehad, omdat de ontsluiting of de uitdrijving niet goed vordert of omdat de harttonen van het kind verslechteren.
Het verschil tussen een vaginale baring en een keizersnede is alleen onderzocht voor de zogeheten a terme-stuiten. Dat zijn kinderen in stuitligging die na een normale zwangerschapsduur worden geboren (tussen de 37 en 42 weken).
Het maken van een keuze
Als u als aanstaande ouders kunt kiezen tussen een gewone bevalling of een keizersnede, is het belangrijk dat u alle argumenten zo goed mogelijk op een rij zet. Veel ouders denken dat de keizersnede de veiligste manier is, maar een keizersnede heeft ook nadelen. We zetten de voor- en nadelen van beide vormen op een rij:
Voor- en nadelen van een gewone bevalling en een keizersnee op een rij
Voordelen Gewone bevalling:
- Natuurlijk, spontaan
- Geen nadelen van operatie
- Iets hogere kans op problemen bij het kind kort na de geboorte
- Kortere ziekenhuisopname
- Sneller herstel
- Volgende bevalling eventueel thuis mogelijk
Voordelen Keizersnede
- Iets minder kans op problemen bij het kind kort na de geboorte
Nadelen Keizersnede
- Langere ziekenhuisopname
- Langzamer herstel
- Hogere kans op complicaties voor de moeder
- Geen thuisbevalling meer mogelijk
- Iets hogere kans op complicaties tijdens een volgende bevalling
Tot slot
Een kind in stuitligging geeft meestal aanleiding tot veel vragen. U kunt uw ideeën, eventuele twijfels en zorgen natuurlijk met uw gynaecoloog bespreken. Deze tekst helpt u om dit gesprek voor te bereiden.
Deze informatie is overgenomen vanuit de website DeGynaecoloog met aanpassingen die gelden voor het geboortecentrum van het Wilhelmina Kinderziekenhuis.
Deze website met patiënteninformatie is een initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Obstretrie en Gynaecologie (NVOG)